Groep lichte Vliegtuigen
In 1950 werd de uit het voormalig Nederlands-Indië teruggekeerde 6 ArVA (Artillerie en Verkenningsafdeling) bestemd voor het pas daarvoor opgerichte Eerste Legerkorps van de Koninklijke Landmacht en omgedoopt tot 298 AOP (Air Observation Post) Squadron. Dit squadron vormde de basis van de Groep Lichte Vliegtuigen (GLV) op de Vliegbasis Deelen. Aanvankelijk was het uitgerust met de lichte vliegtuigen Austers en Pipers Super Cub in diverse uitvoeringen, in 1955 deed de eerste helikopter, de Hiller, zijn entree. In dat jaar werd naast het 298 Squadron ook het 299 Squadron opgericht en kreeg de groep een eigen staf. In 1962 volgde het 300 Squadron en veranderde de GLV in GPLV. Een werkelijke doorbraak op helikoptergebied vormde de vanaf 1964 ingestroomde Alouette III die pas rond 1995 het veld ruimde, maar nog twintig jaar zou nadienen voor algemene taken. De Bölkow Bo 105C, die medio jaren zeventig in dienst kwam, was ondanks een upgrade in de jaren tachtig een korter operationeel leven beschoren. De GPLV onderging vanaf 1993 een grondige transformatie waarbij diverse nieuwe helikoptertypes werden ingevoerd en samenwerking met de 11e Luchtmobiele Brigade als een van belangrijkste taakstellingen werd. Dit resulteerde in de oprichting van de Tactische Helikopter Groep Koninklijke Luchtmacht (THGKLu).
Groepsfoto van personeel van 300 Squadron op Vliegbasis Deelen, najaar 1971 (bron NIMH).
De vliegopleidingen van het onderdeel waren tijdens de Koude Oorlog bijna steeds een interne aangelegenheid. In het kader van de reguliere vliegopleiding van de KLu (Groot Militair Brevet) werden de helikoptervliegers intern opgeleid bij de Helikopter Vliegopleiding (HVO), die was belegd bij het 299 Squadron en later bij het 300 Squadron. De externe opleiding op de Piper (Klein Militair Brevet) was lange tijd toevertrouwd aan de Lichte Vliegtuigenopleiding (LVO) op Gilze-Rijen. De waarnemers waren afkomstig van de Koninklijke Landmacht (KL) en volgden, evenals de vliegers, een operationeel gerichte opleiding op de Leger Luchtwaarnemersschool (LLWS) en zijn opvolger, het Opleidingscentrum Grond-Luchtsamenwerking (OCGLS). Vanaf de jaren zestig tot begin jaren negentig was de logistieke ondersteuning (vervoer, verbindingen, velduitrusting) van de squadrons een zaak van de KL. Met de nieuwe organisatie in het vooruitzicht nam de Koninklijke Luchtmacht in 1993 deze taken over. Eind jaren zeventig werden met de introductie van de helikoptervliegopleiding op Fort Rucker (tegenwoordig Fort Novosel, vernoemd naar de inmiddels overleden Chief Warrant Officer 4 Michael Novosel Sr., drager van de "Medal of Honor"), Alabama, de banden met US Army aangehaald, wat later resulteerde in operationele opleidingen in Fort Hood, Texas. De aanvullende operationele opleidingen in Nederland vinden plaats bij het heropgerichte 299 Squadron op Vliegbasis Gilze-Rijen en bij 7 Squadron op Maritiem Vliegkamp De Kooy.
Groepsfoto van de vliegerklas van de Elementaire Vliegopleiding (EVO) klas 43 Holland te Gilze-Rijen in 1956 (bron NIMH).
De eerste uitzending van de voorlopers van het 298 Squadron was langdurig en ver weg, te weten naar Nederlands-Indië. In 1960 zond dat squadron twee Alouettes II uit met de Hr. Ms. Karel Doorman richting Nieuw-Guinea. Tijdens de Koude Oorlog vond slechts één uitzending plaats, naar Tunesië (1970). Vanaf de jaren negentig zouden er velen volgen: Cambodja, Bosnië, Irak, Afghanistan, Eritrea/Djibouti, Somalië (aan boord) en meest recent Mali. Deze uitzendingen bevestigden het kardinale belang van helikopters bij vrijwel alle operaties van de krijgsmacht.
Groepsfoto van personeel van 298 Squadron (GPLV) ter gelegenheid van de overplaatsing van het squadron van Deelen naar de "bakermat" Soesterberg, najaar 1968 (bron NIMH).
In een in 2001 gestarte studie van het Nederlandse ministerie van Defensie die verliep onder de naam ‘integrale militaire helikoptercapaciteit’ werd gekeken naar een mogelijk samengaan van de militaire helikopterluchtvaart, de luchtmobiele en maritieme transportbehoeften en de eventuele oprichting van een defensiebreed helikoptercommando. Door de vele bezuinigingsmaatregelen gekoppeld aan een steeds groter wordende vraag naar helikopters en de resultaten van de studie, werd medio 2005 besloten tot oprichting van één helikopterorganisatie voor de hele krijgsmacht. Dit moest leiden tot grotere doeltreffendheid bij de inzet van de defensiehelikopters. Eind 2008 viel het doek voor Vliegbasis Soesterberg en werden alle luchtmachthelikopters op Vliegbasis Gilze-Rijen gestationeerd. De oprichting van het Defensie Helikopter Commando (DHC) in 2008 beoogde een fusie tot stand te brengen met de helikopters van de Marineluchtvaartdienst (MLD). Voor maritieme operaties bleef Marine Vliegkamp De Kooy (thans Maritiem Vliegkamp de Kooy) voor de NH-90 helikopter in bedrijf. Voortaan konden luchtmachthelikopters ook aan boord van schepen opereren.
Een Cougar MK II van het DHC aan boord van Hr.Ms. Rotterdam (bron NIMH).