Ongevallen

Tijdens de periode waarin met de Hiller werd gevlogen hebben diverse dodelijke ongevallen plaatsgevonden:

Op 28-3-1956 raakte tijdens de vlucht met de O-14 een antenne los van de helikopter en kwam in aanraking met de staartrotor. De helikopter raakte daarbij onbestuurbaar en verongelukte in de omgeving van Essen (Gelderland) waarbij de vlieger en twee inzittenden om het leven kwamen.

Op 26-8-1957 liep een monteur in de draaiende staartrotor van de O-25 en kwam daarbij om het leven.

Op 23-10-1957 is de staartrotor van de H-23 als gevolg van metaalmoeheid afgebroken. De helikopter raakte daarna volledig onbestuurbaar en verongelukte in de omgeving van Hoenderloo. Beide inzittende kwamen daarbij om het leven.

Hiller

De Hiller-toestellen werden onder Mutual Defense Aid Program (MDAP)-voorwaarden aan Nederland geleverd. Die voorwaarden hielden o.a. in dat de toestellen eigendom bleven van de Verenigde Staten. Nadat ze buiten dienst gesteld waren zijn de meeste dan ook weer terug gegaan naar de Verenigde Staten. Het waren de eerste helikopters van de Koninklijke Luchtmacht (KLu). De Marine Luchtvaart Dienst (MLD) had al wel enige ervaring opgedaan met helikopters van de types Sikorsky S-51 en S-55/H-19 Chickasaw. De komst van de helikopter maakte een volstrekt andere vliegopleiding noodzakelijk. De eerste 15 van 35 toestellen van het type H-23B werden direct geassembleerd en met deze helikopters werd bij het 298 Squadron de Helikoptervliegeropleiding (HVO) opgezet. In november van datzelfde jaar werd de HVO aan het 299 Squadron toegewezen. In 1958 werden de overige twintig toestellen geassembleerd en verdeeld over de twee squadrons. In mei 1959 ontving de KLu nog een extra toestel, een H-23C. Deze week af van de eerder geleverde H-23B’s (O-1 t/m O-35) en kreeg de registratie O-36. Op 1 oktober 1962, tijdens de Berlijnse crisis, werd het tot dan toe mobilisabele 300 Squadron paraat gesteld zodat het de HVO-taak overnam van 299 Squadron.